bevillingers

Uit WikiWoordenboek

Deens

Woordafbreking
  • be·vil·lin·gers
Woordherkomst en -opbouw
  • Deense zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel be-
Naar frequentie zeldzaam

Zelfstandig naamwoord

bevillingers, mv

  1. onbepaalde vorm genitief meervoud van bevilling