bechoriem
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·cho·riem
Woordherkomst en -opbouw
- van בְּכוֹרִים zn (bechoriem) [1]
Zelfstandig naamwoord
de bechoriem mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bechor: (Jiddisch-Hebreeuws) eerstgeborenen
de bechoriem mv