Zoekresultaten

  • beet (categorie Woorden in het Nederlands van lengte 4)
    verleden tijd van bijten Ik beet.  Jij beet.  Hij, zij, het beet.  ▸ ‘Wij willen naar Alaska,’ zei hij op heldere toon. ‘Op zalm vissen,’ vulde Dennis aan. ‘Wilde...
    3 kB (371 woorden) - 2 apr 2024 18:07