75-plussers
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: 75-plussers (hulp, bestand)
- IPA: / ˌvɛifənˌsevə(n)təxˈplʏsərs / (7 lettergrepen)
Woordafbreking
- 75-plus·sers
Woordherkomst en -opbouw
- 75-plusser zn met de uitgang -s
Zelfstandig naamwoord
de 75-plussers mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord 75-plusser
- Waar bij de groep tussen de 65 en 75 jaar het inkomen nog wel duidelijk samenhangt met de mate van sociale participatie, is dit bij de 75‑plussers nauwelijks meer het geval. [1]
Schrijfwijzen
Gangbaarheid
- Het woord '75-plussers' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Vrooman, C. e.a. eds.Armoedemonitor 2005 (november 2005) Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag; ISBN 9037702066; p. 129; geraadpleegd 2019-10-02