zelfkritisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zelf·kri·tisch
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zelf en kritisch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zelfkritisch | zelfkritischer | |
verbogen | zelfkritische | zelfkritischere | |
partitief | zelfkritisch | zelfkritischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
zelfkritisch
- zichzelf beoordelend, meestal gericht op dat wat verbeterd zou moeten worden
Verwante begrippen
Vertalingen
1. zichzelf beoordelend, meestal gericht op dat wat verbeterd zou moeten worden
Gangbaarheid
- Het woord zelfkritisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.