Naar inhoud springen

zelfbeheer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·be·heer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfbeheer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het zelfbeheero

  1. zeggenschap over eigen zaken, gebruik naar eigen inzicht van benodigdheden voor eigen taken
     Bijna de helft van de mensen die meededen aan het onderzoek voelt iets voor zelfbeheer; het samen met de gemeente zorgen voor een leefbare woonomgeving.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 mei 2024 Weblink bron “Groningers willen meewerken aan leefbaarheid” (6 juni 2014) op nu.nl op Wikipedia