zeeboot
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zee·boot
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zee en boot
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeeboot | zeeboten |
verkleinwoord | zeebootje | zeebootjes |
Zelfstandig naamwoord
- (scheepvaart) een zeewaardig vaartuig, met name een beurtschip dat op zee kon varen
- Een waterklerk bestelde al voor het binnenlopen het drinkwater voor de zeeboten.
Gangbaarheid
- Het woord zeeboot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeeboot" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be