zeebad
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zee·bad
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zee en bad
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeebad | zeebaden |
verkleinwoord | zeebadje | zeebadjes |
Zelfstandig naamwoord
het zeebad o
- het zich baden in zee
- Wel is het waar, dat vele gezonde vrouwen het zeebad gedurende het menstruatietijdperk zonder eenig nadeel nemen; [...].[1]
- een plaats aan zee waar men zich baden kan
- Scheveningen is al heel lang een zeebad.
Gangbaarheid
- Het woord zeebad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeebad" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ blz 65 Nederlands tijdschrift voor geneeskunde Volume 11.
"Over de toepassing der zeebadkuur bij ziektevormen van menstruatie en zwangerschap." Dr P.M Mess. - ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be