wintergoed
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wintergoed (hulp, bestand)
Woordafbreking
- win·ter·goed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wintergoed | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het wintergoed o
- (kleding) warme kleren die geschikt zijn voor het koude seizoen
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen
1. warme kleren die geschikt zijn voor het koude seizoen
Gangbaarheid
- Het woord wintergoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.