wielboor
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wiel·boor
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wiel en boor
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wielboor | wielboren |
verkleinwoord | wielboortje | wielboortjes |
Zelfstandig naamwoord
- (gereedschap) boor om de naaf van een wiel uit te boren
Gangbaarheid
- Het woord 'wielboor' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.