werkwoordelijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- werk·woor·de·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | werkwoordelijk | werkwoordelijker | werkwoordelijkst |
verbogen | werkwoordelijke | werkwoordelijkere | werkwoordelijkste |
partitief | werkwoordelijks | werkwoordelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
werkwoordelijk [1]
- betrekking hebben op een werkwoord, (alleen maar) werkwoorden bevattend
- werkwoordelijk gezegde: een gezegde dat alleen maar bestaat uit werkwoorden en geen informatie geeft over het onderwerp
Vertalingen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord werkwoordelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.