weerbaar

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  weerbaar    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• weer·baar

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van weren met het achtervoegsel -baar

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	weerbaar	weerbaarder	weerbaarst
verbogen	weerbare	weerbaardere	weerbaarste
partitief	weerbaars	weerbaarders	-

Bijvoeglijk naamwoord

weerbaar

1. in staat tegenstand te bieden

Antoniemen

• onweerbaar

Afgeleide begrippen

• weerbaarheid

Gangbaarheid

• Het woord weerbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weerbaar" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.