victimisatie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vic·ti·mi·sa·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord victimisatie victimisaties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de victimisatiev

  1. (misdaad) beleving van een misdaad als slachtoffer daarvan
     Slachtofferenquêtes leveren empirische argumenten voor veronderstelde verbanden zoals dat tussen victimisatie en verstedelijking.[1]
     Ons onderzoek laat niet toe de samenhang tussen gerapporteerde victimisatie en werkelijke victimisatie volledig op te sporen.[2]
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 16 mei 2024 Weblink bron
    Jaak Van Kerckvoorde
    “Een maat voor het kwaad?” (1995), Leuven University Press, Leuven, ISBN 9789061866978, p. 180
  2. Bronlink geraadpleegd op 16 mei 2024 Weblink bron
    C.J.M. Schuyt e.a.
    “De weg naar het recht. Kluwer, Deventer” (1976), ISBN 9026809018, p. 147/148