verzeker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·ze·ker
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verzekeren |
verzeker
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzekeren
- Ik verzeker.
- gebiedende wijs van verzekeren
- Verzeker!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzekeren
- Verzeker je?