verkleinen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  verkleinen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ver·klei·nen

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van klein met het voorvoegsel ver-.

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
verkleinen	verkleinde	verkleind
zwak -d	volledig

Werkwoord

verkleinen

1. overgankelijk tot minder grote proporties terugbrengen

   • De klassen zouden verkleind moeten worden. 

Vertalingen

    1. tot minder grote proporties terugbrengen   

Duits: verkleinern (de) Engels: reduce (en)

Frans: réducer (fr) Spaans: reducir (es), empequeñecer (es)

Gangbaarheid

• Het woord verkleinen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verkleinen" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.