verkaufen
Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·kau·fen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verkaufen |
verkaufte |
(hat) verkauft |
zwak | volledig | onscheidbaar |
Werkwoord
verkaufen
- overgankelijk (beursjargon) aanlappen (verkopen van een aandeel, optie, future of een ander op de beurs verhandeld product)