uitrekenen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitrekenen (hulp, bestand)
- IPA: /œytrekənən/
Woordafbreking
- uit·re·ke·nen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en rekenen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitrekenen |
rekende uit |
uitgerekend |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
uitrekenen
- overgankelijk door berekening iets bepalen
- Ik heb uitgerekend dat we ons volgend jaar een nieuwe auto kunnen veroorloven.
Gangbaarheid
- Het woord uitrekenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitrekenen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %