thuiszorg
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- thuis·zorg
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van thuis en zorg
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | thuiszorg | - |
verkleinwoord | thuiszorgje | thuiszorgjes |
Zelfstandig naamwoord
- verzorging en verpleging die bij cliënten thuis wordt geleverd
- Thuiszorgmedewerkers protesteren tegen bezuiniging. [1]
Gangbaarheid
- Het woord thuiszorg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "thuiszorg" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ www.nu.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be