telex
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- te·lex
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘seintoestel’ voor het eerst aangetroffen in 1932 [1]
- Samentrekking van het Amerikaans-Engelse teletypewriter en exchange (met het voorvoegsel tele-) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | telex | telexen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
telexen |
telex
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van telexen
- Ik telex.
- gebiedende wijs van telexen
- Telex!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van telexen
- Telex je?
Gangbaarheid
- Het woord telex staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "telex" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "telex" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ telex op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel tele- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Elektrotechniek in het Nederlands
- Media in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 85 %
- Prevalentie Vlaanderen 90 %