taalscheppend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- taal·schep·pend
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van taal zn en scheppend bn
| stellend | vergrotend | overtreffend | |
|---|---|---|---|
| onverbogen | taalscheppend | taalscheppender | taalscheppendst |
| verbogen | taalscheppende | taalscheppendere | taalscheppendste |
| partitief | taalscheppends | taalscheppenders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
taalscheppend [1]
- in staat zijnde om een taaluiting te produceren
- in staat zijnde om de taal te verrijken
Gangbaarheid
- Het woord taalscheppend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.