syndroom
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- syn·droom
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘complex van ziekteverschijnselen’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
- van Oudgrieks συνδρομή (sundromé) "samenloop, samen optredende verschijnselen" [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | syndroom | syndromen |
verkleinwoord | syndroompje | syndroompjes |
Zelfstandig naamwoord
het syndroom o
- (medisch) ziektebeeld, complex van steeds tezamen voorkomende klinische verschijnselen
- gelukkig zijn er ook nog mensen die alleen maar 'lijden' aan het 'prettiggestoordheidssyndroom
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. ziektebeeld
Gangbaarheid
- Het woord syndroom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "syndroom" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "syndroom" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ syndroom op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be