studietijd
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: studietijd (hulp, bestand)
Woordafbreking
- stu·die·tijd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van studie en tijd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | studietijd | studietijden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de studietijd m
- de tijd in iemands leven dat men studeert
- Hij heeft zijn vrouw leren kennen tijdens zijn studietijd in Groningen.
- ▸ Tijdens mijn studietijd was ik wel eens een lang weekend in mijn eentje naar Schiermonnikoog geweest, maar dat was geen onverdeeld succes geweest.[1]
- de tijd die een normstudent nodig heeft voor een opleidingsprogramma of deel daar van
- Voor een ECTS-credit heeft de normstudent een studietijd van 28 uur nodig.
Synoniemen
- [1] studententijd
Gangbaarheid
- Het woord studietijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "studietijd" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be