stranden/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van stranden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		stranden			te stranden
	toekomend		zullen stranden			te zullen stranden
voltooid	tegenwoordig		zijn gestrand			te zijn gestrand
	toekomend		gestrand zullen zijn			gestrand te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	strandend		gestrand			ev. strand	mv. verouderd strandt	strande
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	strand	strandt	strandt	strandt	strandt	stranden	stranden	stranden
verleden (o.v.t.)	strandde	strandde	strandde	strandde	strandde	strandden	strandden	strandden
toekomend (o.t.t.t.)	zal stranden	zult/zal stranden	zult/zal stranden	zult stranden	zal stranden	zullen stranden	zullen stranden	zullen stranden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou stranden	zou stranden	zou(dt) stranden	zoudt stranden	zou stranden	zouden stranden	zouden stranden	zouden stranden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben gestrand	bent gestrand	bent/is gestrand	zijt gestrand	is gestrand	zijn gestrand	zijn gestrand	zijn gestrand
verleden (v.v.t.)	was gestrand	was gestrand	was gestrand	waart gestrand	was gestrand	waren gestrand	waren gestrand	waren gestrand
toekomend (v.t.t.t.)	zal gestrand zijn	zal/zult gestrand zijn	zult/zal gestrand zijn	zult gestrand zijn	zal gestrand zijn	zullen gestrand zijn	zullen gestrand zijn	zullen gestrand zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gestrand zijn	zou gestrand zijn	zou/zoudt gestrand zijn	zoudt gestrand zijn	zou gestrand zijn	zouden gestrand zijn	zouden gestrand zijn	zouden gestrand zijn