sova

Faeröers

Werkwoord

sova

1. slapen

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /sɔva/

Woordafbreking

• so·va

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Proto-Slavische *sova

Zelfstandig naamwoord

sova v

1. (uilen) uil; benaming voor een soort roofvogels die vooral 's nachts jagen

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	sova	sovy
genitief	sovy	sov
datief	sově	sovám
accusatief	sovu	sovy
vocatief	sovo	sovy
locatief	sově	sovách
instrumentalis	sovou	sovami

Schrijfwijzen

• sůva v

Afgeleide begrippen

• soví
• sovička v

Verwante begrippen

• sovinec

Uitdrukkingen en gezegden

• nosit sovy do Athén

Anagrammen

• vosa v

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)

Zweeds

Uitspraak

• Geluid:  sova    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• so·va

stamtijd
infinitief	verleden tijd	supinum
sova	sov	sovit
	volledig

Werkwoord

sova

1. slapen