snabbelaar
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: snabbelaar (hulp, bestand)
Woordafbreking
- snab·be·laar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van snabbelen met het achtervoegsel -aar[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snabbelaar | snabbelaars |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de snabbelaar m
- iemand die snabbelt
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord snabbelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.