sip
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sip
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘beteuterd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1636 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | sip | sipper | sipst |
verbogen | sippe | sippere | sipste |
partitief | sips | sippers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
sip
- teleurgesteld en bedrukt
Gangbaarheid
- Het woord sip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sip" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "sip" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
- IPA: /sɪp/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
sip | sips |
Zelfstandig naamwoord
sip
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to sip |
he/she/it | sips |
verleden tijd | sipped |
voltooid deelwoord |
sipped |
onvoltooid deelwoord |
sipping |
gebiedende wijs | sip |
Werkwoord
sip
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 3
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Drinken in het Engels
- Werkwoord in het Engels