scorer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sco·rer
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van scoren met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scorer | scorers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de scorer m
- iemand die scoort
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord scorer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "scorer" herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be