rusttijd
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rust·tijd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van rust en tijd [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rusttijd | rusttijden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de rusttijd m
- de tijd dat men kan rusten en ook bedoeld is om te rusten
- Ook vakbonden CNV en FNV laten tegenover het persbureau weten verrast te zijn met de onaangekondigde actie. De werkonderbrekingen komen op het moment dat de directie van HTM overlegt met de bonden over arbeidsvoorwaarden zoals de rij- en rusttijden van chauffeurs. “Een aantal medewerkers van HTM besloot de uitkomst van dit overleg niet af te wachten”, aldus het bedrijf. [2]
Synoniemen
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord rusttijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rusttijd" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Joost Pijpker 1 december 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be