rugleuning

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  rugleuning    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• rug·leu·ning

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  rug  en  leuning 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	rugleuning	rugleuningen
verkleinwoord	rugleuninkje	rugleuninkjes

Zelfstandig naamwoord

de rugleuning v

1. deel van een stoel of bank waartegen men de rug kan laten rusten

   • Een stoeltje zonder rugleuning noemt men meestal een krukje. 

Vertalingen

    1.   

Duits: Rückenlehne (de) v Engels: back rest (en)

Frans: dossier (fr) m Spaans: respaldo (es) m

Gangbaarheid

• Het woord rugleuning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rugleuning" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.