rouwtijd
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rouw·tijd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van rouwen ww en tijd zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rouwtijd | rouwtijden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- periode dat men rouwkleding draagt; tijd dat men in de rouw is
- ▸ Na de huwelijksplechtigheid kunt u naar Parijs terugkeren, meneer, terwijl uw echtgenote de rouwtijd in gezelschap van haar stiefmoeder zal doorbrengen.[2]
- ▸ Zij stond op en zei: 'Sire, zou het uwe Majesteit behagen de kapitein-generaal en zijn vrienden uit te nodigen voor een bal? De rouwtijd duurt nu al zo lang en het zou het hof ten goede komen als de vroegere blijmoedigheid mocht terugkeren.[3]
Gangbaarheid
- Het woord rouwtijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “De graaf van Monte-Cristo” (2007), L.J. Veen , ISBN 9789020413021
- ↑ Joanot Martorell en Martí Joan de Galba“Tirant lo Blanc” (1987), Schocken, ISBN 0805238999