roept
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- roept
Werkwoord
vervoeging van |
---|
roepen |
roept
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roepen
- Jij roept.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roepen
- Hij roept.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van roepen
- Roept!
- ▸ Waar wacht je nog op? De trail roept.[1]
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers