rijpen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  rijpen    (hulp, bestand)
• IPA: /'rɛɪpən/

Woordafbreking

• rij·pen

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van rijp met het achtervoegsel -en

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
rijpen	rijpte	gerijpt
zwak -t	volledig

Werkwoord

rijpen

1. rijp worden
2. zich ontwikkelen

Vertalingen

    rijp worden   

Duits: reifen (de) Engels: mature (en), ripen

Frans: mûrir (fr) Spaans: madurar (es)

Gangbaarheid

• Het woord rijpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rijpen" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.