rees
Niet te verwarren met: Rees |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rees
Bijvoeglijk naamwoord
rees
- partitief van de stellende trap van ree
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rijzen |
rees
- enkelvoud verleden tijd van rijzen
- Ik rees.
- Jij rees.
- Hij, zij, het rees.
- Ik rees.
Gangbaarheid
- Het woord rees staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rees" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be