rammeling
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ram·me·ling
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van rammelen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rammeling | rammelingen |
verkleinwoord | rammelingetje | rammelingetjes |
Zelfstandig naamwoord
- pak slaag
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord rammeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rammeling" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be