Naar inhoud springen

puilen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pui·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zwellen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1351 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
puilen
puilde
gepuild
zwak -d volledig

Werkwoord

puilen

  1. absoluut naar buiten toe uitsteken
    • Zijn ogen puilden uit hun kassen toen hij dat hoorde. 
Vertalingen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen