pruimenboom

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  pruimenboom    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• prui·men·boom

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  pruim zn  en  boom zn  met het invoegsel -en- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	pruimenboom	pruimenbomen
verkleinwoord	pruimenboompje	pruimenboompjes

Zelfstandig naamwoord

de pruimenboom m

1. (bloemplanten) Prunus domestica  vruchtboom die pruimen voortbrengt

Hyperoniemen

• prunus, rozenfamilie, zaadplanten, fabiden, 'nieuwe' tweezaadlobbigen, bedektzadigen, landplanten, planten

Afgeleide begrippen

• pruimenbomenhout

Vertalingen

    1.   

Duits: Pflaumenbaum (de) m, Zwetschenbaum (de) m Engels: plum tree (en)

Frans: prunier (fr) m Spaans: ciruelo (es) m

Gangbaarheid

• Het woord pruimenboom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.