proportioneer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·por·ti·o·neer

Werkwoord

vervoeging van
proportioneren

proportioneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van proportioneren
    • Ik proportioneer. 
  2. gebiedende wijs van proportioneren
    • Proportioneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van proportioneren
    • Proportioneer je? 

Gangbaarheid