opvullen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  opvullen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• op·vul·len

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  op  en  vullen 

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
opvullen	vulde op	opgevuld
zwak -d	volledig

Werkwoord

opvullen

1. overgankelijk geheel vullen

   • De gaten in de muur werden opgevuld met klei en leem. 

Verwante begrippen

• opzetten

Verwante begrippen

• volproppen, vullen

Afgeleide begrippen

• opvulling, opvulsel, opvulster

Vertalingen

    1.   

Engels: pad (en), stuff (en), upholster (en)

Spaans: acolchar (es), atiborrar (es), mechar (es), rellenar (es)

Gangbaarheid

• Het woord opvullen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opvullen" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.