Naar inhoud springen

opperman

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·per·man
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘helper van metselaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
  • afgeleid van man met het voorvoegsel opper- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord opperman opperlieden
opperlui
oppermannen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de oppermanm [3]

  1. (beroep) helper van metselaars of stratenmakers, die materiaal (stenen, specie, zand) aanvoert

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen