opflakkering

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·flak·ke·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opflakkering opflakkeringen
verkleinwoord opflakkeringetje opflakkeringetjes

Zelfstandig naamwoord

de opflakkeringv [1]

  1. het plotseling (gedurende een korte periode) weer heftiger gaan branden
  2. het plotseling (gedurende een korte periode) weer actiever worden
     Op dat moment maakte Melchior met schoolmeesterachtige ernst 471 een eind aan de discussie door vermanend met zijn hand te wuiven; pas maar op, zei hij, mijn vriend redeneert net zoals Robespierre ofMarat, weet je wel datje met een onverbiddelijke revolutionair te doen hebt? Ontevreden over mezelf zei ik in een laatste opflakkering van mijn belachelijke, door jaloezie veroorzaakte woede dat ik juist daarom met hem discussieerde.[2]
     Gedurende de kortstondige opflakkering van het keizerrijk - die in de geschiedenis te boek staat als de 'Honderd Dagen' - had Morrel tot tweemaal toe aangedrongen op de invrijheidstelling van Dantès.[3]
  3. plotseling erger worden van een ziekte
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen