oordelaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- oor·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
Naamwoord van handeling van oordelen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oordelaar | oordelaars oordelaren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de oordelaar m
- iemand die ergens over kan, mag of moet oordelen
- iemand die een vonnis wijst
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord oordelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oordelaar" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be