onvermijdelijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·ver·mij·de·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van vermijdelijk met het voorvoegsel on-, naamwoord van handeling van vermijden met het achtervoegsel -lijk,
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onvermijdelijk | onvermijdelijker | onvermijdelijkst |
verbogen | onvermijdelijke | onvermijdelijkere | onvermijdelijkste |
partitief | onvermijdelijks | onvermijdelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onvermijdelijk
- waaraan niet te ontsnappen is
- Het is onvermijdelijk dat er bezuinigd moet worden in zorg.
- ▸ Rond de in stijl overbeladen kersttafel in het appartement van oudoom Sverre ging het gesprek om te beginnen, dat was bijna onvermijdelijk, over kerst tegenwoordig en vroeger, over hoe de bedienden dapper hadden verdragen dat ze met de kerst moesten werken tegen een geringe vergoeding in de vorm van een niet al te eenvoudig kerstcadeau, een handtas, een zilveren armband, een vergulde broche.[1]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord onvermijdelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onvermijdelijk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be