ontoegankelijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·toe·gan·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van toegankelijk met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ontoegankelijk | ontoegankelijker | ontoegankelijkst |
verbogen | ontoegankelijke | ontoegankelijkere | ontoegankelijkste |
partitief | ontoegankelijks | ontoegankelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
ontoegankelijk [1]
- dat het voor iets of iemand niet mogelijk is om ergens te komen
- Er kan een (schier-)eilandje in worden gemaakt, misschien een uitkijktoren. Het wordt geen recreatiegebied, weet Meinderts, maar helemaal ontoegankelijk is het nu ook al niet. [2]
- dat iets of iemand niet te begrijpen is met het verstand
- Met Bevergem had hij ook al zo’n ‘chance’: de Canvasserie haalde meer dan 700.000 kijkers per aflevering. ‘Dat was voor mij het bewijs dat je het publiek niet zomaar alles moet geven wat het wil. Bevergem was geen ontoegankelijk vormexperiment, maar er werd wel verondersteld dat de kijker zelf wat lijntjes verbond. In Vlaanderen hebben we die traditie niet: hier onderschatten tv-makers en filmmakers hun publiek. Ik ben ervan overtuigd dat een publiek getriggerd moet worden, en dat we het moeten uitdagen. Het is een groeiproces.’ [3]
Synoniemen
- [1] dicht, inaccessibel, onbegaanbaar, onbereikbaar, afgesloten
- [2] gesloten, ongenaakbaar, potdicht, hoogmoedig, trots, afwijzend
Vertalingen
1. dat het voor iets of iemand niet mogelijk is om ergens te komen
Gangbaarheid
- Het woord ontoegankelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 29-08-2017
- ↑ de Standaard ZATERDAG 9 SEPTEMBER 2017