onpersoonlijkheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·per·soon·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van onpersoonlijk met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onpersoonlijkheid | onpersoonlijkheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de onpersoonlijkheid v
- de mate waarin iemand niet als een individu maar als een lid van een groep wordt behandeld
- iets dat past bij een onpersoonlijke behandeling
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord onpersoonlijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.