onderbouw
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·der·bouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van onder en bouw [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onderbouw | onderbouwen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de onderbouw m
- (bouwkunde) deel van een bouwwerk waarbovenop iets anders gebouwd is
- (onderwijs) laagste klassen / groepen van een school
Hyponiemen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
onderbouwen |
onderbouw
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderbouwen
- Ik onderbouw.
- gebiedende wijs van onderbouwen
- Onderbouw!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderbouwen
- Onderbouw je?
Gangbaarheid
- Het woord onderbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onderbouw" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bouwkunde in het Nederlands
- Onderwijs in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %