omzoom

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • om·zoom
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
omzomen

omzóóm

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzomen
    • Ik omzoom. 
  2. gebiedende wijs van omzomen
    • Omzoom! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzomen
    • Omzoom je? 
vervoeging van
omzomen

ómzoom

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzomen
    • ... dat ik ómzoom.