omzoom
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: omzóóm (hulp, bestand)
- IPA: / ɔmˈzom / (2 lettergrepen)
- Geluid: ómzoom (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɔmzom / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- om·zoom
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omzomen |
omzóóm
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzomen
- Ik omzoom.
- gebiedende wijs van omzomen
- Omzoom!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzomen
- Omzoom je?
vervoeging van |
---|
omzomen |
ómzoom
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzomen
- ... dat ik ómzoom.