omwisselen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: omwisselen (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɔmʋɪsələ(n)/
Woordafbreking
- om·wis·se·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van om bw en wisselen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omwisselen |
wisselde om |
omgewisseld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
omwisselen
- overgankelijk het één van plaats ruilen met het ander
- Hij wisselde de beide beeldjes om.
- overgankelijk het één ruilen voor het ander
- Hij wisselde zijn kaarten voor de voorstelling om voor kaarten voor een andere datum.
Vertalingen
1. het één vervangen door het ander
2. het één ruilen voor het ander
Gangbaarheid
- Het woord omwisselen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omwisselen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %