omslachtigheid

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·slach·tig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord omslachtigheid omslachtigheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de omslachtigheidv [1]

  1. de mate waarin men iets nodeloos ingewikkeld en lastig maakt
     Onze ontmoetingen zijn van elke sentimentele omslachtigheid gespeend.[2]
     En juffrouw Bedwin, tevreden dat hij zich nu beter op zijn gemak voelde, voegde zout en stukjes geroosterd brood toe aan de bouillon, met alle omslachtigheid waarmee zulk een gewichtige voorbereiding gepaard pleegt te gaan.[3]
  2. iets wat getuigt van nutteloze complexiteit
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Péter Nádas
    “Het boek der herinneringen” (1986), Athenaeum - Polak & Van Gennep op Wikipedia, ISBN 9055154407
  3. “Oliver Twist” (1838), ISBN 9788726116397