neteldoek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ne·tel·doek
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘weefsel’ voor het eerst aangetroffen in 1623 [1]
- samenstelling van netel en doek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | neteldoek | neteldoeken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het neteldoek o
- (huishouden) losgeweven stof in effen binding, vroeger vervaardigd uit de bastvezels van sommige soorten netels (Urtica dioica ), later van katoen en in dat geval hetzelfde als mousseline
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord neteldoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "neteldoek" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "neteldoek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be