muskaatboom

Nederlands

De vruchten met daarin de muskaatnoten aan de boom

Uitspraak

• Geluid:  muskaatboom    (hulp, bestand)

• (IPA in voorbereiding)

Woordafbreking

• mus·kaat·boom

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  muskaat zn  en  boom zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	muskaatboom	muskaatbomen
verkleinwoord	muskaatboompje	muskaatboompjes

Zelfstandig naamwoord

de muskaatboom m

1. (bloemplanten) Myristica fragrans  een bedektzadige, groenblijvende plantensoort uit de muskaatfamilie . Van de vruchten van de boom worden de specerijen nootmuskaat en foelie gemaakt. De soort is oorspronkelijk afkomstig uit de Banda-eilanden in Indonesië, maar wordt tegenwoordig overal in de tropen verbouwd

Hyperoniemen

• bedektzadigen, landplanten, planten

Gangbaarheid

• Het woord 'muskaatboom' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• [1] muskaatboom op Wikidata